top of page

Gedichten Ruud van der Duin

Plein

​

Onder de eerste rok van de stad,

bij het Rokin, het grote plein:

werpt duiven in de lucht

kiekt onophoudelijk toeristen

verlicht 's avonds

de waggelenden en de dwaalgeesten

verwarmt met het eerste licht in de morgen

het koele gelaat van de marmeren stedemaagd

hoog boven de stad

wier ogen al eeuwenlang de wolken lezen

ook wanneer deze grijs en donker zijn

en huilen mee met de regen

die hardvochtig valt op de daken

en het plein - 

​

het dan grote lege plein

spiegelt de stad rood

na de regen

in de nog even oplaaiende

avondzon.

Dit gedicht verscheen in 2015 in de bundel 'Skyline' uitgegeven door

uitgeverij Kontrast

Beelden van het Oosterpark

​

Ik open het hek en proef haast de zoete geur van de Meidoorn

die me licht bedwelmt op mijn tocht door het park

De zon breekt door wolken en kleurt stante pede

het waaierende fonteinwater in regenboogkleuren

​

Bruin-beige riet wuift ritmisch langs de waterkant

waartussen fier Wolkers vlammende golf viert

Heel zachtjes huilt een kind voortgetrokken door haar moe

met zakje brood naar vijver alwaar snaterende eenden wachten

​

Ik zoek tussen struiken en spijlen van het omheinende hek

het Witsen-huis maar mijn blik botst op het Schreeuwende beeld

O de Tachtigers waren barden in rijzend Opperland en goden

in het diepst van hun hart - in Nederland op een novembermorgen

​

werd hier een mes in geplant

​

Het Slavernijmonument slaat de ogen open van de bleke

held op sokkel die onder luid gedruis brokkelt tot gruis

Jongens waren we lang geleden maar aardige jongens

doch de wind is gedraaid en de regenboog verdween

​

Ik zijg neer op de Justus van Maurik-bank en luister

mee met de melancholieke melodie van een violist

Dan ontwaar ik het lege bankje waar zo-even

Hoyer Bavinck en Koekebakker rondhingen

​

En door bosschages zie ik de Bokkenrijder

waar een blaag vanaf springt met schelle schaterlach

Ik zie hem verdwijnen wanneer hij het parkhek passeert

samen met zijn mede-titanen in de diepte van de stad

​

​

Dit gedicht verscheen in 2016 in de bundel 'Stadshart' uitgegeven door uitgeverij Kontrast en werd op de website van Het Oosterpark geplaatst.

​

IJmuiden

​

De westenwind waait en roept met kracht vijf

Ik moet weet niet waarom maar buiten kijf

Staat dat ik ga en spring op mijn fiets

En kom tot vreemde rust wanneer ik iets

Zie van een wolk die hoogovens verraadt

Een meeuw die peinzend op een dukdalf staat

De geur van visafslag gebakken vis

Zelfs met de geur van diesel is niks mis

Komend van de kotters die naar zee gaan

En pas laat in de week weer huiswaarts gaan

Ik passeer de sluizen die juist sluiten 

En fiets tegen duinen voel mijn kuiten

Boven aangekomen 't is geen cliché

Overweldigt mij de glanzende zee

Met daarboven de magistrale zon

Achter mij 't geboortehuis waar 'k begon

Warmtegolf golft als branding in mijn hart

Aan de rand van Nederland schreeuw ik hard

Het is niet de echo die mij bericht

Maar een een waar verzinsel: dit gedicht

​

​

​

​

​

Dit gedicht verscheen in 2017 in de bundel 'Stadstheater' uitgegeven door uitgeverij Kontrast

Amsterdam

​

Ik denk over je na Amsterdam

Valt mij in wanneer ik de Westertoren ontwaar

Luid lachend scheert een troep meeuwen

Over de groene gracht

De vroege ochtend ontrolt zich

Met de eerste Airbnb'ers

​

Ik kijk op de stilstaande klok

Van Van Campens lantaarn op de Dam

Talloze strepen aan de hemel maken de stad

Nog steeds tot een Magisch Centrum

​

En ook nu plaatst men zichzelf in het middelpunt

Van het centrum met behulp van een stick

Maar men volgt nu gedisciplineerd een vlaggetje

Tot aan het museum met de wassen neus

​

Terwijl ik over een brugleuning hang

Nodigen wervelingen in de weerspiegelingen

Van het Oosterdok mij uit tot reflecties - 

Onder het plaveisel het drassige veen

En onder de zon spiegelt het beeld

Van Amsterdam zich deinend

Op het water dat de stad heeft gevormd:

Al eeuwen staat Mokum op stelten

En op z'n kop.

​

​

Dit gedicht won in 2018 de tweede prijs van de poëziewedstrijd 'Liefde voor de Stad!' uitgeschreven door Abdel kader Benali en Piet Gerbrandy en werd gepubliceerd in 2019 in de bundel 'Liefde voor de Stad!' uitgegeven door de UVA.

Ook werd dit gedicht in Het Parool geplaatst (4 december 2018).

Huis Koppelwiekie.jpg

Herinnering

​

Fijn zand stuift bij elke stap die ik zet

Als een wolkje rook voor mij uit

De hitte doet de verte spiegelen en beven

Ergens verbrandt iemand aardappelloof

Zodat herinneringen aan vroeger

Niet ver weg meer zijn

Ik vertraag mijn pas bij het veenhuisje

Loop de tuin in en vlij mijn warme voorhoofd

Tegen het koele venster en kijk naar binnen

​

Rond de tafel wachten mensen op amen

Een kind dat niet mee bidt

Krijgt een tik met vaders pet

Plotseling hoor ik van alles tikken

Messen vorken lepels de klok

​

Dan beweegt er niets meer

Zelfs de tijd staat stil

Ik stap achteruit

Het kozijn verandert in een lijst

En alle kleuren verdampen in de hitte

Zoals het aardappelloof

In zwart-witte wolken rook

​

Ik kijk naar het zinderende zandpad

Waar mijn voetstappen een voor een

Achterwaarts naar een verleden leiden

Dat in de verte nagloeit

​

​

​

​

​

Dit gedicht verscheen in 2019 in de bundel 'Mijn Herinnering' uitgegeven door uitgeverij AquaZZ

bottom of page